Biografie en foto's

   

    Rogier van Otterloo (1941-1988) heeft als geen ander zijn stempel gedrukt op lichte muziek
    van de jaren zeventig en tachtig.

    Als arrangeur, dirigent en componist van talloze platen, televisieprogramma's en 
    van 1980 tot 1988 als chef dirigent van het Metropole Orkest.

 

 

foto: Willem van Otterloo

 

 

De jaren 40

Rogier van Otterloo werd op 11 december 1941 in Bilthoven geboren als oudste zoon van de wereldvermaarde dirigent en componist Willem van Otterloo (foto links), de latere chef-dirigent van het Haagse Residentie Orkest. Al op zeer jeugdige leeftijd werd Rogier de muziek met de paplepel ingegoten en wat belangrijker is: de muzikale talenten gingen over van vader op zoon. In zijn eerste levensjaren kreeg hij een katholieke opvoeding. Dat betekende ook dat hij zong in het plaatselijk katholieke knapenkoor. Niet zo lang, want hij werd eruit gegooid omdat hij te wild was. Het was ook vanzelfsprekend dat Rogier vioolles kreeg, maar hij kreeg altijd wel ergens pijn. In zijn arm, zijn pols of zijn schouder.

Toen hij toevallig de slagwerker van het City-Theaterorkest ontmoette was zijn interesse snel verlegd. “Wat een fantastisch geluid gaf dat, als je een harde roffel gaf in die grote lege zaal”, vertelde hij eens. Zijn eigen drumstel heeft hij destijds bij stukjes en beetjes bij elkaar gescharreld op het Waterloo plein. De buurman in het huis naast het ouderlijk huis in de Willem Pijperstraat was gelukkig nogal doof, dus veroorzaakte Rogier weinig overlast. Drumlessen kreeg hij toen van eerdergenoemde slagwerker.
 

The Orion Jazz-band  1955  

De jaren 50

De Dutch Swing College Band van Peter Schilperoort en exotische slaginstrumenten in zijn ouderlijk huis vormden een verdere inspiratie voor het drummen. In 1955 speelde Rogier drums in de Orion Jazz Band en in 1958 begon hij als pianist met o.a. klasgenoot Edwin Rutten zijn eigen Gold Coast Combo. Intussen zat Rogier op het Vossius-gymnasium in Amsterdam.

 
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

foto: Pim Jacobs en Rogier

 

De jaren 60

In 1962 deed Rogier eindexamen gymnasium-A. Aansluitend vervulde hij zijn dienstplicht en was tamboer bij de Koninklijke Militaire Kapel (KMK). Met de KMK nam hij in 1963 als slagwerker deel aan de Taptoe Delft en met de Gold Coast Combo nam hij in dat jaar deel aan het Militair Jazz Concours. Toen hij uit dienst kwam ging hij naar het Amsterdams Muzieklyceum. Hij koos muziektheorie en fluit als hoofdvakken, piano als bijvak. De pianolessen volgde Rogier bij de bekende pianist Hans Henkemans. Al vroeg bleek Rogier’s voorkeur voor het componeren en arrangeren; op school schreef hij muziek bij toneelstukken (o.a. Iphigeneia in Tauris en Peer Gynt).
Vanaf het seizoen ’66/ ’67 werd Rogier prof als pianist bij het Lurelei Cabaret (met Jasperina de Jong, Eric Herfst, Gerard Cox en Marjan Berk). De muziek bij de liedjes ‘Broekje in de branding’, ‘God is niet dood’, ‘Wij zijn de jongeren’ e.a. is door hem gecomponeerd. In een interview vertelde Rogier eens:
“Van mijn vader heb ik natuurlijk veel geleerd, maar is er nog iemand, die ik mijn muzikale vader zou kunnen noemen. En dat is Jules de Corte. Voor die man heb ik grenzeloze bewondering. Eén van onze eerste ontmoetingen staat me nog goed bij. Toen ik nog maar een betrekkelijke beginneling was in het vak, had ik de muziek gearrangeerd voor een programma met Jules en Gerard Cox. Er stonden alleen liedjes van De Corte op het programma en de tv-opnamen waren in volle gang. Ik had er verschrikkelijk m’n best op gedaan en ik hoopte maar dat mijn werk zijn goedkeuring kon wegdragen. Plotseling klonk vanuit een luidspreker Jules’ kalme stem door de studio: “Rogier, hoe kun je in vredesnaam hier een C in plaats van een C-mineur akkoord spelen!”. Ik kon wel door de grond gaan, maar Jules had wel volkomen gelijk!”
.

Toch werd dit eerste programma het begin van een bloeiende samenwerking tussen Rogier en Jules. Een tastbaar bewijs daarvan is de LP ‘Miniaturen’, waarop de fijngevoelige teksten van Jules de Corte door de fraaie muzikale bewerkingen van Rogier van Otterloo worden omlijst.
Rogier had de ruimte en de stilte om inspiratie te kunnen opdoen in zijn pittoresk huis in Tienhoven.
“Ik kan bewondering hebben voor mensen met werkelijk talent”
, vertelde hij eens. En daarin beperkte hij zich niet alleen tot de muziek. “Voor Willem van Hanegem heb ik het grootste respect: hij is een kunstenaar met de voetbal. Er gaat iets uit van die man; ik sla maar zelden een wedstrijd van hem over. Zo ook Louis van Dijk. Die heeft zelf niet eens in de gaten hoe geweldig hij speelt. Wanneer er een improvisatie van hem op de band is gezet, kan hij soms zijn oren niet geloven, als hij de opname hoort. “Heb ik dat gespeeld?”, vraagt hij dan ongelovig”.
Bij Rogier is dat anders. Hij doet alles veel bewuster. En misschien is het juist door die tegenstelling in karakter dat de samenwerking tussen beide musici zo optimaal werd. Zo ontstonden prachtige producties zoals ‘Telepathy’en ‘Introspection’.
In die periode kwamen nog meer schitterende arrangementen tot stand met talenten als Rita Reys, Wim Overgaauw, Pim Jacobs, Thijs van Leer, Frits Lambrechts, Frans Halsema en “Toots” Thielemans. De buitengewoon mooie opnames waren in de meeste gevallen het werk van geluidstechnicus Dick Bakker. Later werd Dick de opvolger van Rogier en is hij tot op heden de chef-dirigent van het Metropole Orkest. Eind 60-er jaren kwam na een muzikale talentenjacht de zanggroep The Revells in de schijnwerpers. Producer Ruud Jacobs besprak met de toenmalige directeur van platenmaatschappij CBS John Vis, de mogelijkheid om met het zangtrio (Lenny Mulder en de zusjes Letty en Marijke Voskuyl) een heel album te maken met muziek van Jimmy Webb. Rogier van Otterloo maakte de mooie arrangementen en leidde het geheel.

 
 





 

 

De jaren 70

In deze jaren was Rogier succesvol met zijn bijdrage als orkestleider aan het Grand Gala du Disque Populair. Het waren ook de jaren waarin de mooiste en beste composities en arrangementen ontstonden. Programma’s als Music All-In, Music Gallery, Nine O’Clock Jazz, waren ruim voorzien van zijn muzikale handtekening. Meer succesvolle platen verschenen: ‘Music All-In’ (met Pim Jacobs), ‘Rita Reys Sings Michel Legrand’, ‘Rita Reys Sings Burt Bacharach’ en “Visions’. Zijn persoonlijke platenkeuze vermeldde onder meer het Derde Brandenburgs Concert in G, gespeeld door Karel Richter en het Münchener Bachverein. Ook de volgende keuze-platen kwamen uit de klassieke hoek: een plaat van Pierre Boulez, een werk van Débussy en het Divertimenti voor Strijkorkest van Bartok. Heel veel bewondering had Rogier voor zangeres Cleo Laine, Miles Davis, het trio van Oscar Peterson en het orkest van Quincy Jones. Waarschijnlijk leeft Rogier van Otterloo bij volgende generaties het meest voort als de succesvolste Nederlandse componist van filmmuziek aller tijden. Zijn muziek bij films als Turks Fruit, Soldaat van Oranje, Keetje Tippel, Grijpstra en De Gier, Help De Dokter Verzuipt, Juliana 70, blijft meer in herinnering dan de films zelf. In een telefoongesprek medio maart 2003 reageerde de heer Hazelhoff Roelfzema vanuit Hawaii: “Ik heb tijdens de première van de film ‘Soldaat Van Oranje’ een korte ontmoeting gehad met Rogier van Otterloo. Ik heb toen mijn respect uitgesproken over de prachtige muziek. Enige tijd later heb ik hem dat ook in een brief geschreven. Het succes van deze film dreef naar mijn mening voor een groot gedeelte op de muziek van Van Otterloo. Ik heb zo graag nog eens een paar lange avonden met hem willen praten. Het spijt mij nog elke dag dat het daarvan niet meer gekomen is”. Zo zal ook los van het feit of sommigen de film Turks Fruit een goede of slechte, een aanvaardbare of verwerpelijke film vinden, elke muziekliefhebber constateren dat de muziek van deze rolprent grandioos is.

 
 

 

De jaren 80 

Na al vaak als dirigent geremplaceerd te hebben, werd Rogier van Otterloo op 1 september 1980 benoemd tot chef-dirigent van het Metropole Orkest. Hij volgde daarmee Dolf van der Linden op die in 1945 het orkest had opgericht. Rogier voerde vele wijzigingen door. Gebruik makend van mutaties in de personele bezetting door pensionering van musici voerde hij een verjonging door; de gemiddelde leeftijd van de orkestleden kwam veel later te liggen, maar het orkest kreeg ook een andere klank. Rogier wilde met een zo breed mogelijk repertoire werken.
Voor het jazz repertoire was alles aanwezig: Rob Langereis, Piet Noordijk, Evert Overweg, Dick Schallies. “Maar wanneer je het pop repertoire wilt spelen heb je “andere” musici nodig. De lichte muziek is een heel apart vak”, zei hij dan. Zo werd het orkest op zijn voorstel uitgebreid met een popritme-sectie met Arno van Nieuwenhuize, Jan Hollestelle, Lex Bolderdijk en Peter Tiehuis. Het bleek een heel belangrijke ontwikkeling.

De rol van Rogier van Otterloo is altijd controversieel geweest in de Nederlandse muziekwereld. Zijn behoefte genres te mengen werd hem door puristen niet altijd in dank afgenomen, maar in feite was hij daarmee zijn tijd ver vooruit. Die andere klank van het orkest kwam ook door het aantrekken van andere arrangeurs. Goede arrangementen waren voor de komende jaren van levensbelang. Maar enkelen kunnen echt goed schrijven: Rob Pronk, Kenny Napper, Jurre Haanstra.